- vissen
- {{vissen}}{{/term}}I 〈onovergankelijk werkwoord〉1 [vis vangen] pêcher2 [dreggen] repêcher3 [trachten te weten te komen] 〈te weten komen〉 chercher à savoir ⇒ 〈verkrijgen〉quêter♦voorbeelden:1 gaan vissen • aller à la pêchemet levend aas vissen • pêcher au vifop haring vissen • pêcher le hareng2 naar een drenkeling vissen • repêcher un noyé3 bij iemand naar iets vissen • chercher à apprendre qc. de qn.II 〈overgankelijk werkwoord〉1 [uit het water ophalen] pêcher2 [uit een vloeistof halen] (re)pêcher
Deens-Russisch woordenboek. 2015.